Uncategorized

De oorsprong van Halloween

De oorsprong van Halloween
Vanavond vieren veel mensen Halloween. Tegenwoordig denken we daarbij vooral aan verklede kinderen en enge versieringen. Maar dit feest heeft een veel oudere oorsprong. Lang voordat Halloween bestond, vierden de oude volkeren van West-Europa rond deze tijd van het jaar andere feesten. De Kelten vierden rond deze tijd Samhain (spreek uit als So-wen).

Wat weten we over Samhain?
Op internet is veel informatie over Samhain te vinden, maar die is niet altijd historisch juist. Dat is voor het vieren van het seizoen en de betekenis van deze periode natuurlijk niet zo erg, maar soms is het wel fijn om feit van fictie te onderscheiden, vooral omdat veel als feit gepresenteerd wordt zonder historische onderbouwing.

Volgens veel bronnen markeerde Samhain het begin van de donkere helft van het jaar, en zou het moment zijn waarop de grens tussen de wereld van de levenden en de doden het dunst was. Wanneer we het historische bewijsmateriaal hiervoor onderzoeken, moeten we dit grondig en zorgvuldig doen. In oude teksten is er weinig concrete informatie te vinden over Samhain-rituelen. Het festival wordt in verschillende (middeleeuwse) manuscripten genoemd als feis Samain en oenach Samain. Volgens deze bronnen omvatte het onder meer de viering van het einde van de oogst, het selecteren van het vee voor slacht, het herdenken van de doden, het innen van belastingen en het tonen van kracht tussen krijgers.

Pas vanaf de zeventiende eeuw vinden we beschrijvingen van bepaalde gebruiken, waaronder een Samhain-festival dat naar verluidt werd gehouden door de Hoge Koning van Ierland bij de grafheuvel van Brú na Bóinne (Newgrange). Hierbij moeten we echter voorzichtig zijn: sommige verslagen zijn afkomstig van romantische schrijvers, en de betrouwbaarheid van deze bronnen is soms twijfelachtig.

In de Britse Eilanden, waar de Keltische volken (om een praktische verzamelterm te gebruiken) ooit leefden, bestaan nog steeds talrijke gebruiken die rond 31 oktober plaatsvinden en mogelijk op een heidense oorsprong wijzen. Toch zijn sommige verbanden wellicht te gemakkelijk gelegd.

Tegenwoordig wordt vaak beweerd dat enge kostuums deel uitmaken van Halloween omdat zij bedoeld waren om boze geesten af te schrikken. Deze geesten werden echter oorspronkelijk door de Kelten niet als kwaad beschouwd, maar als de zielen van hun voorouders, die men eerde in plaats van vreesde. De Kerk veroordeelde dergelijke praktijken later als onchristelijk. Gezegd wordt dat het Christelijke Allerheiligen deze gebruiken moest vervangen en kerstenen.

Hier stuiten we op een paar vraagtekens, aangezien Allerheiligen pas vanaf de negende eeuw op 1 november werd gevierd. Paus Bonifatius IV wijdde op 13 mei 609 de dag ter nagedachtenis aan alle christelijke martelaren, toen hij het Pantheon in Rome als kerk opende. Pas tweehonderd jaar later werd de datum van Allerheiligen vastgesteld op 1 november. Deze dag stond in het Oudengels bekend als Alholowmesse.

Pas in de tiende of elfde eeuw begon men Allerzielen te vieren op 2 november. Daarvóór vonden feesten ter ere van de overledenen plaats op verschillende data rond Pasen en Pinksteren. De Ierse Kerk vierde echter al een dag van de doden op 1 november. De Keltisch-christelijke Kerk vertoonde vele overeenkomsten met voorchristelijke Keltische overtuigingen, maar verdween geleidelijk naar de achtergrond nadat meerdere kerkelijke concilies de Rooms-Katholieke Kerk als de enige ware kerk hadden uitgeroepen. In Ierland wordt Samhain nog steeds beschouwd als een van de quarter days; in Schotland werd Samhain als quarter day later vervangen door Sint-Maartensdag of Martinmas (soms ook ‘Oude Halloween’ genoemd).

De ware oorsprong van Samhain is in nevelen gehuld, maar geleerden hebben getracht enkele feiten te achterhalen. De Coligny-kalender vermeldt een maand genaamd Samonios, waarbij samo- ‘zomer’ betekent, en verwijst naar trinox Samoni, de ‘drie nachten van Samhain’. Een andere etymologische verklaring zou sam- ‘zomer’ en -fuin ‘einde’ kunnen zijn, hoewel dit voorvoegsel volgens sommige historici betwist wordt.

Een heilige rond Samhain: Sint Oran
Vlak vóór Samhain valt de feestdag van de Iers-Schotse heilige Oran (ook bekend als Odran of Odhrán) van Iona, een heilig man die samen met Sint Columba de kerk stichtte op het Schotse eiland Iona.

Er bestaan verschillende verhalen over hem, waarvan één vertelt dat hij zich vrijwillig liet levend begraven onder de funderingen van de eerste kerk die Columba daar bouwde, als offer om te verzekeren dat het bouwwerk stevig zou blijven staan. Later, toen Columba Oran nog eenmaal wilde zien en zijn graf liet openen, probeerde Oran eruit te klimmen om opnieuw een blik op de wereld te werpen. Hij vertelde Columba dat er noch een hemel noch een hel bestond. Geschokt vulde Columba het graf snel weer met zand, terwijl hij sprak:

“Uir, Uir, air suil Odhrain! mun labhair e tuille comhraidh”

(vrij vertaald: “Aarde, aarde op Odrans ogen, opdat hij geen dwaasheid meer zal spreken”).
Volgens een visioen zou Orans ziel enkel in de hemel veilig zijn, beschermd tegen de zonden van de wereld (Maclagan, 1894).

Zijn feestdag valt op 27 oktober, en er bestaan verspreide verwijzingen waaruit blijkt dat deze dag in verband werd gebracht met gebruiken die bedoeld waren om mensen en hun huizen te beschermen tegen geesten en ongeluk. In Ierland en in sommige delen van Schotland zou men kippenbloed op de huizen hebben gesmeerd als symbolische herinnering aan Orans bloedoffer en als een vorm van bescherming. Deze praktijk werd later overgedragen op 11 november, Sint-Maarten.

Keltisch nieuwjaar?
Het idee dat Samhain een soort ‘Nieuwjaar’ voor de Kelten markeerde, werd pas in de achttiende eeuw geopperd. Het vindt zijn oorsprong bij een schrijver die opmerkte dat veel traditionele gebruiken op de Britse Eilanden gelijkenissen vertoonden met praktijken die rond 31 december of 1 januari werden uitgevoerd. Hieruit concludeerde hij dat Samhain een oeroude vorm van nieuwjaarsviering moest zijn geweest. Er bestaat echter geen enkel historisch bewijs ter ondersteuning van deze bewering.

Het is zelfs niet duidelijk of de Kelten in termen van jaren dachten, zoals wij dat doen, of dat zij de tijd eerder beschouwden als een voortdurend, cyclisch proces. Waarschijnlijker is dat de periode van Samhain werd gezien als het einde van het oogstseizoen, het afsluiten van de herfst en het begin van de winter. Dit was overigens niet uniek voor de Kelten; soortgelijke seizoensovergangen werden ook erkend bij de Germaanse en Noordse volkeren.

De Angelsaksische monnik Beda beschrijft hoe de ‘oude Engelsen’ het jaar verdeelden in een lichte en een donkere helft. Het donkere deel begon in de maand die zij Ƿintirfylliþ of Winterfilleth noemden, een woord dat ‘winter’ en ‘volle maan’ betekent. De winter ving aan met de eerste volle maan van die maand, die wij tegenwoordig oktober noemen.

Andere feesten voor de Doden
Wat wel met zekerheid kan worden vastgesteld, is dat vele voorchristelijke volkeren feesten hielden die aan de doden waren gewijd. Zo vierden de Romeinen in februari de Parentalia, een festival ter ere van hun voorouders. Daarnaast kenden zij in mei de Lemuria, een ritueel waarbij alle Lemures, rusteloze geesten, symbolisch uit de huizen werden verdreven. Sommige historici veronderstellen dat bepaalde elementen van de Samhain-gebruiken hun oorsprong kunnen hebben in dergelijke Romeinse tradities.

Het merendeel van onze kennis over Samhain is overgeleverd via latere festivals, volksgebruiken en verhalen die tot op heden voortbestaan. In Noord-Engeland, Wales, Schotland en Ierland worden nog steeds feesten gevierd en rituelen uitgevoerd rond 1 november. Deze omvatten vaak het ontsteken van vreugdevuren, verkleedpartijen, het delen van voedsel en herdenkingsrituelen.

In Wales viert men bijvoorbeeld Nos Galan Gaeaf, de nacht vóór Galan Gaeaf, op 31 oktober en 1 november. Deze periode wordt eveneens beschouwd als een tijd waarin de doden de levenden kunnen bezoeken.

Samenvattend kan worden gesteld dat er weinig ‘hard’ historisch bewijsmateriaal in de vorm van teksten bestaat over de precieze betekenis van Samhain of de rituelen die ermee verbonden waren. Toch wijzen mondelinge overlevering en bewaarde gebruiken er sterk op dat Samhain verband hield met het einde van de oogst, het begin van de winter en het herdenken en eren van de doden.

Germaanse en Noordse gebruiken
Een ander festival dat vermoedelijk plaatsvond rond het einde van oktober was de viering ter ere van de godin Tanfana (of Tamfana). De Romeinse historicus Tacitus beschrijft in zijn werk Germania hoe Romeinse troepen door donkere wouden trokken en gewaarschuwd werden dat de Germaanse volken die nacht het feest van de godin Tanfana vierden, met een overvloed aan eten en drinken.

Hij vertelt hoe de Germanen, dronken en niet in staat om te vechten na hun feest, werden afgeslacht door de Romeinse soldaten, die tevens hun aan Tanfana gewijde heiligdom verwoestten. Tacitus geeft twee aanwijzingen over het tijdstip van deze gebeurtenis. Ten eerste merkt hij op dat de Romeinen bezig waren met rouwceremonies voor keizer Augustus, die op 19 augustus van het jaar 14 n.Chr. was overleden. Het overbrengen van het nieuws van de dood van de keizer, hij stierf in Nola, nabij Napels, vanuit Italië naar de troepen in de Germaanse wouden zou aanzienlijke tijd hebben gekost.

Ten tweede schrijft Tacitus dat de Romeinen die nacht gezegend waren met geluk omdat deze werd verlicht door een helder hemellichaam, wat door sommige historici wordt geïnterpreteerd als een volle maan. Op basis hiervan hebben geleerden twee mogelijke vollemanen voor de gebeurtenis voorgesteld: één aan het einde van september en een andere aan het einde van oktober. De laatste wordt algemeen als waarschijnlijker beschouwd, gelet op de tijd die nodig was voor communicatie binnen het uitgestrekte Romeinse Rijk, en omdat Tacitus niet alleen verwijst naar de dood van de keizer, maar ook naar de daaropvolgende rouwplechtigheden en politieke onrust.

Dit zou erop wijzen dat de Germaanse stammen (een brede verzamelterm; Tacitus verwijst specifiek naar het gebied dat bewoond werd door de Marsi, die ongeveer tussen de Rijn, de Ruhr en de Lippe leefden) de godin Tanfana vereerden rond eind oktober en ter ere van haar een feest hielden, mogelijk met offers (De Vries, 1957, 1970).

Ook de Scandinavische volkeren hielden oogstfeesten om de goden te danken voor de overvloed van het afgelopen seizoen. Een van deze vieringen, de Haustblót, was gewijd aan de god Freyr en wordt genoemd in de koningssagen. Onder geleerden bestaat discussie over de vraag of dit festival werd gevierd tijdens de herfstnachtevening of aan het einde van de herfst, in oktober. Steeds meer onderzoekers zijn van mening dat het met september verband hield.

Daarnaast bestaan er talrijke verwijzingen naar een Dísablót, dat waarschijnlijk eind oktober werd gevierd en het einde van de herfst en de oogst markeerde, evenals het begin van de winter. (Er lijken overigens ook andere data voor Dísablót te hebben bestaan in verschillende regio’s: één in februari in Zweden, en een Saksische variant rond midwinter.) Dit was een offerfeest gewijd aan de dísir, vrouwelijke beschermgeesten.

In delen van Scandinavië viel dit festival samen met de vetrnætr, ofwel de ‘Winternachten’, die vermoedelijk tussen half en eind oktober plaatsvonden. Terwijl het Dísablót later een grootschalig openbaar feest werd, kende ieder huishouden ook een eigen gebruik van offers brengen aan de elven, het álfablót. Over dit ritueel is weinig bekend, maar men vermoedt dat het een vorm van voorouderverering inhield (Simek, 1993).

Waarom snijden we pompoenen uit?
Sinds de negentiende eeuw is het in Ierland, Engeland en Schotland gebruikelijk om op 31 oktober een raap of bietenknol uit te hollen, er een gezicht in te snijden en er een klein lichtje in te plaatsen. De naam Jack-o’-Lantern is ontleend aan de Engelse benaming voor de mysterieuze lichtjes die soms boven moerassen en veengebieden te zien waren, bekend als will-o’-the-wisps of dwaallichten.

Toen deze traditie de Atlantische Oceaan overstak, met name naar Amerika, werden rapen en bieten vervangen door pompoenen, die groter waren en zich gemakkelijker lieten uithollen. De lichtgevende gezichten werden vaak in ramen of deuropeningen geplaatst om rondzwervende geesten op afstand te houden.

Zowel in Amerika als op de Britse Eilanden worden deze uitgeholde pompoenen nog steeds Jack-o’-Lanterns genoemd. De naam is tevens verbonden met een oude volksvertelling over een man genaamd Jack, een arme bedrieger en dief die erin slaagde de duivel te slim af te zijn. In sommige versies van het verhaal vangt Jack de duivel in een boom of in een muntstuk. Omsingeld door kruisen kan de duivel niet ontsnappen. Jack stemt ermee in hem vrij te laten, op voorwaarde dat de duivel zijn ziel nooit zal opeisen.

Maar uiteindelijk moet ieder mens sterven, en zo ook Jack. Vanwege zijn slechte daden was zijn ziel te bezoedeld door zonde om de hemel binnen te gaan. Toch kon de duivel, gebonden aan zijn belofte, hem ook niet meenemen naar de hel. Als gevolg daarvan was Jack veroordeeld om rusteloos over de aarde te dolen. De duivel, die hem spottend uitlachte, wierp hem enkele gloeiende sintels uit het hellevuur toe. Jack holde een pompoen uit, plaatste de sintels erin en gebruikte deze als lantaarn om zijn pad te verlichten.

Volgens de legende zwerft Jack nog altijd over de wereld, zijn lantaarn met zich meedragend; de flakkerende lichtjes die boven moerassen worden gezien, zouden de dolende ziel van Jack en zijn gloeiende kolen zijn.

Leave a comment